Indien u vragen heeft over bestuurdersaansprakelijkheid kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen: janwillem@wijsman.nu of op nummer +31(0)6-41017967.
Als u betrokken bent bij een vennootschap, bijvoorbeeld als adviseur, kunt u soms worden gelijkgesteld met een officiële bestuurder van die vennootschap. Dat is het geval als u wordt beschouwd als ‘feitelijk’ bestuurder, ook wel beleidsbepaler genoemd. Hierdoor loopt u het risico dat u, net als een officiële bestuurder, aansprakelijk kunt worden voor schulden van de vennootschap.
In dit artikel wordt ingegaan op de positie van de feitelijk bestuurder / beleidsbepaler, aan de hand van een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 mei 2014.
De aanleiding voor deze zaak was het faillissement van twee vennootschappen, hierna te noemen ‘B.V. A’ en ‘B.V. B’. De curator stelde dat de heer X. feitelijk bestuurder / beleidsbepaler was van deze vennootschappen en stelde hem persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de B.V.’s. Een vordering van bijna 1,5 miljoen euro.
Een aantal grondslagen van de vorderingen van de curator:
– de B.V.’s hebben de jaarrekening over 2010 niet tijdig gedeponeerd en een deel van de administratie niet overgedragen aan de curator;
– gedurende een periode van enkele dagen in november 2010 na oprichting van B.V. B was de heer X. (althans zijn B.V. C) formeel bestuurder van B.V. B;
– na deze periode van formeel bestuur was de heer X. feitelijk bestuurder. De heer X. heeft in afwezigheid van de officiële bestuurder gehandeld alsof hij de officiële bestuurder was van B.V. A en B. De heer X. heeft de B.V.’s intern en extern vertegenwoordigd. Intern door arbeidsovereenkomsten namens de B.V.’s te ondertekenen (waarbij in de arbeidsovereenkomst stond vermeld dat de heer X. ingevolge de statuten de vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigde, maar dat niet uit die statuten bleek) en door naar zichzelf en naar de statutair bestuurder, de heer Y., management fee over te maken. Extern door de B.V.’s te vertegenwoordigen bij besprekingen in het buitenland.
– de heer X. zou volgens de curator ook onrechtmatig hebben gehandeld jegens de B.V.’s doordat aan B.V. B geen startkapitaal ter beschikking was gesteld. Het op de rekening van B.V. B gestorte oprichtingskapitaal van 18.000,- euro, werd direct doorgestort naar de rekening van B.V. A, nadat de voor de oprichting vereiste bankverklaring was verkregen. Volgens de curator werd dit bedrag niet onder zakelijke voorwaarden uitgeleend aan B.V. A, hetgeen de conclusie zou rechtvaardigen dat de oprichter, de heer X., de aandelen niet heeft willen volstorten.
– volgens de curator zou de heer X. verantwoordelijk moeten worden geacht voor het toe-eigenen van bedrijfsactief. Meer specifiek zou het gaan om het overzetten van contracten van B.V. B naar een andere vennootschap.
De rechtbank oordeelde als volgt.
Op grond van artikel 2:248 BW is iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort indien het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Lid 7 van artikel 2:248 BW bepaalt dat met een bestuurder gelijk wordt gesteld degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder. De beleidsbepaler dient zich daadwerkelijk als bestuurder te hebben gedragen en daadwerkelijk de bestuurderstaak te hebben uitgeoefend. Enerzijds moet er sprake zijn van een directe bemoeienis met het bestuur en anderzijds een feitelijke terzijdestelling van het formele bestuur, wil er sprake zijn van een beleidsbepaler ‘als ware hij bestuurder’.
Volgens de rechtbank leiden de stellingen van de curator niet tot het oordeel dat de heer X. het beleid van de B.V.’s heeft bepaald. Uit het enkele feit dat de heer X een paar dagen formeel bestuurder is geweest van B.V. B, volgt nog niet dat de heer X. zijn taak jegens B.V. B onbehoorlijk heeft vervuld, door geen administratie te voeren. De verplichting tot het deponeren van de jaarrekening over het boekjaar 2010 is bovendien pas na het verstrijken va het boekjaar op het bestuur komen te rusten. De heer X. / zijn B.V. C maakten op dat moment geen deel meer uit van het bestuur.
De curator heeft nagelaten concrete handelingen van de heer X. te stellen die kwalificeren als beleidsbepalend in de zin van artikel 2:248 lid 7 BW. De heer X. heeft uitgelegd dat hij zich tijdens de afwezigheid van de heer Y. uitsluitend heeft bezig gehouden met het regelen van financiering van de B.V.’s, een taak waarvoor hij als adviseur was ingeschakeld door B.V. A. Hiervoor ontving hij een managementvergoeding. Door de curator is niet gesteld noch is gebleken dat de heer X. bij het verkrijgen van financiering of het voeren van besprekingen daarover beleidsbepalende handelingen heeft verricht. De gestelde beleidsbepaling kan evenmin worden vastgesteld op basis van het ondertekenen van arbeidsovereenkomsten, of uit het feit dat de heer X., althans zijn B.V. C, facturen aan B.V. A heeft gestuurd of dat deze zijn voldaan.
Voor wat betreft de stelling van de curator dat er aan B.V. B geen startkapitaal ter beschikking is gesteld, oordeelt de rechtbank als volgt. Het feit dat het bedrag van 18.000,- euro, dat werd gestort op de aandelen van B.V. B, vervolgens door B.V. B. is geleend aan B.V. A, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat het gestorte bedrag niet feitelijk ter beschikking heeft gestaan van B.V. B of dat bij de oprichter, de heer X. / zijn B.V. C, de wil heeft ontbroken om te storten op de aandelen. Bijkomende omstandigheden heeft de curator niet gesteld, zodat van (schijn)handelingen niet is gebleken. Evenmin is sprake van een ‘kasrondje’, zoals de curator heeft gesteld, omdat het bedrag door B.V. B niet aan haar oprichter de heer X. / zijn B.V. C is geleend, maar aan B.V. A.
Tenslotte over de gestelde toe-eigening van bedrijfsactief. De rechtbank is van oordeel dat de curator onvoldoende heeft onderbouwd waaruit blijkt dat er sprake is van het daadwerkelijk overzetten van contracten of dat dit de heer X. kan worden toegerekend, mede in het licht van het verweer van de heer X. dat de vennootschap naar wie het contract zou zijn overgezet, andere werkzaamheden verricht dan de B.V.’s.
De vorderingen van de curator worden afgewezen.