Bestuurdersaansprakelijkheid; wanneer is er sprake van een ernstig verwijt?

Indien u vragen heeft over bestuurdersaansprakelijkheid kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen: janwillem@wijsman.nu of op nummer +31(0)6-41017967.

Bij externe bestuurdersaansprakelijkheid gaat het om onrechtmatig handelen van de bestuurder jegens derden (op grond van artikel 6:162 BW). De te schenden norm die tot onrechtmatigheid kan leiden, wordt ingekleurd door het antwoord op de vraag of de bestuurder in strijd met artikel 2:9 BW heeft gehandeld. Dit artikel bevat de norm voor interne bestuurdersaansprakelijkheid, dus de vraag hoe de bestuurder ten opzichte van de rechtspersoon heeft gehandeld. Voor aansprakelijkheid op de voet van artikel 2:9 BW is vereist dat de bestuurder zijn/haar bestuurstaken ‘kennelijk onbehoorlijk’ heeft vervuld.

Of sprake is van onbehoorlijke taakvervulling dient te worden beoordeeld aan de hand van alle (relevante) omstandigheden van het geval. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de risico’s die daar in het algemeen uit voortvloeien, de taakverdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem/haar verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor de bestuurstaak berekend is en deze nauwgezet vervult (HR 10 januari 1997; Staleman / Van de Ven).

Terug naar de invulling van de norm van artikel 6:162 BW. Er dient dus sprake te zijn van onbehoorlijke taakvervulling, maar de bestuurder moet daarvan ook een ‘ernstig verwijt’ kunnen worden gemaakt. De bestuurder kan bijvoorbeeld door het aangaan van een overeenkomst namens de vennootschap de taken als bestuurder van die vennootschap ‘onbehoorlijk’ vervullen. Er is sprake van onbehoorlijke taakvervulling indien de bestuurder persoonlijk en ernstig kan worden verweten dat de overeenkomst namens de vennootschap is ondertekend. Een ernstig verwijt kan daarvan worden gemaakt indien er (1) duidelijk, zonder redelijke twijfel, sprake is van (2) voldoende ernstig onzorgvuldig handelen of nalaten van de bestuurder, dat (3) hem/haar (persoonlijk) kan worden verweten. Van zorgvuldig handelen is sprake indien dit beredeneerbaar op enigerlei wijze in het belang van de onderneming kon zijn. Alleen zakelijk onlogisch ondernemingsbeleid die een ‘no-win’ situatie tot gevolg heeft, kan niet door de beugel.