Ook als een werkgever financiële problemen heeft is in principe de ‘normale’ transitievergoeding verschuldigd. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor kleine werkgevers (minder dan 25 werknemers) die in een zeer slechte financiële situatie verkeren. Dienstjaren voor 1 mei 2013 worden dan buiten beschouwing gelaten bij de transitievergoeding. Daardoor kan de transitievergoeding aanzienlijk lager uitvallen (artikel 7:673d BW).
De werkgever moet wel kunnen aantonen dat:
- het netto resultaat over de drie voorafgaande boekjaren kleiner was dan nul;
- het eigen vermogen negatief was aan het eind van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst is beëindigd;
- de waarde van de vlottende activa kleiner is dan de schulden aan het eind van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
(artikel 24 ontslagregeling)
De kantonrechter te Arnhem heeft op 30 november 2016 geoordeeld dat deze vereisten soms wat ruimer mogen worden opgevat. Ook een werkgever die in een slechte financiële situatie verkeerde en zijn bedrijfsactiviteiten had gestaakt mocht een beroep doen op de regeling.
“Onder die omstandigheden is voldaan aan de bedoeling van artikel 24 Ontslagregeling in verbinding met artikel 7:673d lid 1 BW en zou het onredelijk zijn werkgeefster een succesvol beroep daarop te ontzeggen. De ratio van deze bepalingen is immers om de financiële gevolgen van het sinds 1 juli 2015 ontstane recht op een transitievergoeding enigszins te verzachten voor de kleine werkgever die wegens aanhoudende financiële problemen genoodzaakt is geweest de arbeidsovereenkomst op te zeggen en die onvoldoende tijd heeft gehad te reserveren voor een (eventueel) verschuldigde transitievergoeding.”