Door het verlenen van décharge aan een bestuurder door de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) wordt aan de bestuurder kwijting verleend voor het door de bestuurder gevoerde beleid. Deze kwijting geldt ten opzichte van de vennootschap en bepaalt de ‘interne’ aansprakelijkheid van de bestuurder. Verder geldt de kwijting alleen voor het beleid van de bestuurder dat bekend is bij de ava. Dat betekent dat het beleid formeel aan de orde moet zijn geweest in de ava of indien dit bijvoorbeeld blijkt uit de jaarstukken.
Décharge wordt dus niet gegeven aan de bestuurder voor beleid waarmee de aandeelhouders redelijkerwijze bekend hadden kunnen zijn. Zelfs informatie over het beleid dat bij een van de aandeelhouders bekend is geworden, maar niet uit hoofde van zijn aandeelhouderschap, leidt niet tot bescherming van de bestuurder vanwege verleende décharge (HR 10-01-1997, NJ 1997, 360, ‘Staleman/Van de Ven’).
Hier staat tegenover dat het geen probleem hoeft te zijn dat een bestuurder zichzelf déchargeert (indien de bestuurder aandeelhouder is). Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad inzake ‘Ellem Beheer B.V.’ (HR 20-10-1989, NJ 1990, 308). In deze zaak werd de bestuurder gedechargeerd door een ava die bestond uit de bestuurder zelf (34 aandelen) en zijn echtgenote (1 aandeel). Nadat alle aandelen in Ellem Beheer waren verkocht, vorderde de nieuwe eigenaar een schadevergoeding van de voormalig bestuurder/eigenaar. De bestuurder bleek namelijk tijdens zijn bestuurderschap een ongedekte geldlening van bijna 2 miljoen gulden te hebben verstrekt aan een Zwitserse vennootschap, die bovendien fictief bleek te zijn. De voormalig bestuurder verweerde zich met een beroep op de aan zichzelf verleende décharge. De Hoge Raad oordeelde dat dit beroep gegrond was, ondanks het tegenstrijdige belang. Beide aandeelhouders waren namelijk volledig op de hoogte van de handelingen van de bestuurder, zodat er geen reden bestond om aan te nemen dat de décharge nietig was of dat het in strijd zou zijn met de goede trouw om er een beroep op te doen.
Décharge geldt niet ten opzichte van derden, zoals crediteuren van de vennootschap. Een bekende situatie in dit verband betreft de curator die een gedéchargeerde bestuurder aansprakelijk stelt op grond van artikel 2:138 BW. De curator kan op grond van dit artikel een vordering instellen ten behoeve van crediteuren van de vennootschap, dus derden tegenover wie décharge niet werkt.
Indien u vragen heeft over bestuurdersaansprakelijkheid kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen: janwillem@wijsman.nu of op nummer +31(0)6-41017967.